Adoptiekind is in alles volop kind der christelijke gemeente

6 March 1992

Adoptiekind is in alles volop kind der christelijke gemeente

Ds. Van der Heiden tot adoptiefouders gereformeerde gezindte:

3 minuten leestijd

GOUDA - „Hoe kan de zaak van het adoptiefkind liet best gediend worden? Onze zoon uit Indonesië zei daarover tegen ons: Door gewóón te doen". Dat zei ds. B. van der Heiden uit Hardinxveld-Giessendam zaterdag in Gouda op de voorjaarsbijeenkomst van de Adoptievereniging der gereformeerde gezindte.

„In prediking en geschrift moet óók worden benadrukt dat adoptief- èn zogeheten 'eigen' kinderen beiden zonder wedergeboorte in Gods Rijk niet kunnen komen", zo merkte de predikant op. „Elk kind ,was eens een vreemdeling voor God en zijn hart. Maar door genade zal, zo hopen wij, eens gezegd mogen worden: Nu nabij gekomen. Daarvoor moet ook het gebed zijn van de kerkelijke gemeente waarin onze kinderen verkeren".

Ds. Van der Heiden sprak over de plaats van het adoptiefkind en adoptiefgezin in de kerkelijke gemeente. Hij maakte duidelijk dat zijn verhaal door persoonlijke betrokkenheid -twee adoptiefkinderen- niet alleen een objectieve weergave van de stand van zaken in de diverse kerken kon zijn.

Dordtse synode

Dat zijn vrouw en hij in 1978 en 1980 in hun gemeente geen enkel probleem ondervonden bij de doop van hun kinderen noemde de predikant niet normatief. Hij kende ook de andere verhalen van voorgangers die deze aspirant-ouders meer verdriet deden dan troostten, van nare ervaringen in de kerk en zo meer.

In zijn causerie maakte ds. Van der Heiden vooral de balans op van de dooppraktijk, of de afwezigheid daarvan, in de kerk sinds Calvijn en de Dordtse synode. De echte adoptie in moderne zin was bij Calvijn, Hugo de Groot en de Dordtse vaderen onbekend, In die zin helpt de Institutie ons niet veel verder. Wettige adoptie, dus niet het tijdelijk opnemen van slaafjes uit Indië of van pleegkinderen, komt pas op na de dissertatie van Cloeck in 1946 over "Adoptie als vraagstuk der kinderbescherming" en na de Adoptiewet van 1956. Maar hoe moest dat nu met de (kinder)doop van deze, veelal niet op de erve des Verbonds geboren, kinderen?

De synode van Dordt gaf twee lijnen te zien: die van Voetius en a Brakel: niet dopen voor ze voldoende kennis der christelijke religie hadden en onze taal kenden. En die van Waleus, Polyander en anderen: heidenkinderen mochten zonder voorafgaand onderricht gedoopt worden als ze al jong in een christelijk gezin werden opgenomen. Hoe beide lijnen tot in onze tijd doorwerkten in de dooppraktijk van alle kerken der gereformeerde hervorming, maakte de predikant duidelijk aan de hand van synode-uitspraken.

Ruimere dooppraktijk

Ook stelde hij vast, dat de dooppraktijk soms ruimer was en is dan de synoden hebben goedgevonden. In de kerken der gereformeerde gezindte wordt nu veelal gedoopt zodra de adoptie wettig en onomkeerbaar is en er garantie is voor een christelijke opvoeding. Maar nog in 1978 vroeg een vrijgemaakt synodelid zich af of adoptie, gelet op Deuteronoraium 32 en Handelingen 17, van Godswege wel geoorloofd was. En in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland wordt in theorie nog de lijn van Voetius en a Brake] voortgezet: alleen kinderen die, ruim genomen, geboren zijn op de erve des Verbonds mogen gedoopt worden.

In de discussie ging de predikant nader in op zaken als de twee lijnen die de synode van 1618/19 kende.

In zijn openingswoord stond voorzitter ds. A. Bac uit Bodegraven stil bij het 12½-jarig bestaan van de vereniging en hij mediteerde over Prediker 11 vers 1: „Werp uw brood uit op het water..." : Als wij het soms helemaal niet meer zien of verwachten, zal God op Zijn wijze vrucht geven.

.