Debate in Belgian Parliament about adoptions congo

16 May 2017

Commissievergadering

Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

‹ Vorig onderwerp

Volgend onderwerp ›

dinsdag 16 mei 2017, 13.59u

Voorzitter

Bart Van Malderen

Vraag om uitleg over de interlandelijke adoptie vanuit Congo

van Lorin Parys aan minister Jo Vandeurzen

2062 (2016-2017)

start pause stop

Documentfiche(s) bij dit fragment:

Vraag om uitleg 2062 (2016-2017)

De voorzitter

De heer Parys heeft het woord.

Lorin Parys (N-VA)

Minister, wij hebben vorig jaar in december al verschrikkelijk nieuws gekregen over een aantal adopties uit Congo die in ons land hebben plaatsgevonden. Een aantal dagen geleden heeft Het Laatste Nieuws daar een reeks aan gewijd. Daaruit bleek onder andere dat minstens drie van de kinderen die in België geadopteerd zijn, uit Congo ontvoerd werden. Die kinderen kwamen allemaal uit het weeshuis Tumaini, dat gerund werd door de Belgisch-Congolese Julienne Mpemba, waarover ik u eerder al een schriftelijke vraag heb gesteld. In uw antwoord liet u toen weten dat de samenwerking met Tumaini ondertussen is stopgezet.

De adoptiekinderen werden bij de biologische ouders weggelokt toen ze de kans kregen om op vakantiekamp te gaan. De kinderen keerden echter nooit terug naar de biologische ouders. De adoptieouders waren zich van geen kwaad bewust, en reageren dan ook emotioneel. Onze gedachten zijn uiteraard bij de families hier en in Congo en bij de kinderen, want niets is zo erg als onzekerheid over wie je bent, waar je vandaan komt, wie je familie is, en waar je mag opgroeien en je vleugels uitslaan.

Het is belangrijk om hier nogmaals te benadrukken dat de ouders hier geen schuld treft. Drie van de kinderen van wie we zeker weten dat ze zijn ontvoerd, zijn terechtgekomen in een Waals gezin. De drie kinderen die zijn terechtgekomen in een Vlaams gezin, maakten deel uit van diezelfde groep van elf of twaalf kinderen waarvan het parket-generaal nu zegt dat het alle adopties opnieuw onderzoekt. Een van de kinderen die op bestelling ontvoerd werd uit het weeshuis Tumaini, is van ontbering gestorven.

Mevrouw Mpemba is ambtenaar en is directrice van het weeshuis Tumaini sinds 2008. Zij heeft blijkbaar belangrijke bescherming binnen Congo. Zij is intussen zes weken opgesloten geweest en is in verdenking gesteld van mensenhandel en valsheid in geschrifte. Zij is op dit ogenblik vrij in afwachting van haar proces.

Het is de plicht van dit parlement tot op het bot te onderzoeken wat hier fout is gegaan en ervoor te zorgen dat dit effectief nooit meer kan gebeuren.

Minister, ik heb twee soorten vragen aan u die ik samenvat voor ik u een aantal gedetailleerde vragen stel.

Op welke manier is de goedkeuring van het adoptiekanaal Tumaini tot stand gekomen?

Wat is er gebeurd met alle informatie over de ontvoeringen waarover onze autoriteiten bleken te beschikken voor de voltrekking van de adopties in 2014 en voor de overbrenging van de kinderen uit Congo naar België eind 2015?

Ik wil graag een tijdslijn schetsen zoals ik die nu ken en die van belang is om de vraag goed te kunnen beantwoorden.

Ik heb begrepen uit het jaarverslag van het Raadgevend Comité Adoptie 2013-2014 dat de goedkeuring van een adoptiekanaal volgens de volgende procedure verloopt, en ik citeer: “Bij de beoordeling van het inlichtingendossier verzamelt het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) informatie bij verschillende instanties zoals bijvoorbeeld andere autoriteiten en Europese autoriteiten, ngo’s zoals International Social Service en Unicef. Er wordt ook iedere keer advies gevraagd aan Buitenlandse Zaken en aan de Federale Centrale Autoriteit voor Adoptie (FCA) die onder het Ministerie van Justitie ressorteert. Hun adviezen zijn niet bindend. De kanalen worden beoordeeld naar de aanwezigheid van positieve en negatieve criteria. Vervolgens wordt een afweging gemaakt om te beslissen tot goedkeuring of afkeuring.”

Als ik dan naar de tijdslijn kijk over die goedkeuring van het adoptiekanaal, dan lees ik in het jaarverslag 2013 van het VCA: “In januari 2013 vertrok het Vlaams Centrum voor Adoptie naar de Democratische Republiek Congo. Naast het VCA nam ook de centrale autoriteit van de Franse Gemeenschap en de adoptiedienst FIAC-Horizon deel aan deze missie. FIAC-Horizon was op dat ogenblik de enige adoptiedienst die prospectie deed in het land. Er was overleg met de burgemeesters van verschillende communes waar het VCA bijkomende informatie kreeg over de achtergrond van de kinderen die gevonden worden.

In de Democratische Republiek Congo zijn er weinig controles binnen de adoptieprocedure waardoor de samenwerking ter plaatse en de werking van het tehuis van groot belang is om de nodige garanties te krijgen rond de adopteerbaarheid van de kinderen. Een grondig bezoek aan het tehuis waar de Vlaamse Adoptiedienst mee wou werken, was dan ook noodzakelijk. Het opstellen van een overeenkomst tussen de Adoptiedienst en het tehuis gebeurde tijdens het verblijf ter plaatse.

Naast de garanties van het tehuis was het ook belangrijk om de andere betrokkenen in de officiële procedure te horen: de jeugdrechtbank in Kinshasa, het ministerie van Sociale Zaken en het ministerie van Binnenlandse Zaken. In een overleg met de Belgische ambassade werd hun ervaring met Congo gedeeld en de werkwijze die zowel Vlaanderen als Wallonië zouden hanteren in de adoptieprocedures besproken. Na de missie kon de Adoptiedienst een volledig inlichtingendossier indienen, dat op 22 april 2013 werd goedgekeurd. In 2013 konden de eerste proefdossiers worden opgestart.”

Wij hebben een goedkeuring van het adoptiekanaal in april 2013 en dan begint voor mij een tweede periode. Een periode die loopt vanaf de goedkeuring van de samenwerking met Tumaini en vóór de adoptie in Congo effectief heeft plaatsgevonden.

Op 11 mei 2013 is er de ontvoering van Mélina Mutangilayi, 2 jaar oud. Op 16 mei is het parket-generaal van Congo daarvan op de hoogte gebracht. Op 20 mei is er de ontvoering Marc-Joël Lifafu, 3 jaar oud, en op 24 mei de ontvoering van Nzuzi Dia Nsosa, ook 3 jaar oud. Op 28 juni 2013 is er een arrestatie van Mpeti Robia. Dat is de persoon die de ontvoeringen bekend en heeft uitgevoerd op bestelling van weeshuis Tumaini. Hij wordt in Kinshasa veroordeeld tot vier jaar en zit opgesloten.

In juni/juli 2013 valt de Congolese politie binnen bij Tumaini en vindt er zeventig kinderen tussen 0 en 4 jaar. Op 16 augustus 2013 is er een onderhoud tussen de ngo Les amis de Nelson Mandela, twee leden van de Mission de l’Organisation des Nations Unies pour la stabilisation en République démocratique du Congo (MONUSCO), een mensenrechtenbureau, en het parket-generaal in Congo over de ontvoeringen door Tumaini.

Op 13 september komt er dan het moratorium: Congo beslist dat er geen kinderen meer kunnen vertrekken voor adoptie. De dossiers van adoptiekinderen komen vast te zitten en er wordt gezegd in Het Laatste Nieuws dat er een poging is ondernomen om de frauduleuze dossiers eruit te filteren. Dat was wat de Congolezen vroegen. Ze vroegen grondig onderzoek en blijkbaar zijn wij daar niet op ingegaan.

In oktober 2013 gebeuren er vreemde dingen. De Waalse kandidaat-adoptieouders kregen foto’s te zien van de kinderen, maar die foto’s wisselden. Dat staat op de website van Le Soir. Daar staat beschreven dat de ouders verschillende kinderen te zien kregen, daar opmerkingen over maakten en te horen kregen dat ze zich vergisten en dat het wel dezelfde kinderen waren.

Op 8 november verwittigt de ngo Les amis de Nelson Mandela Interpol over de ontvoeringen op bestelling van Tumaini. Op 5 december 2013 valt de politie binnen bij Tumaini. De directeur van de ngo zegt in Het Laatste Nieuws: “Zo is uw land – via Interpol – op de hoogte geraakt.”

Op 6 en 9 december 2013 worden medewerkers van Tumaini verhoord. Op 16 december is er bevestiging – en ik heb met Robert Numbi gesproken, directeur van die ngo – van de informatie over de ontvoeringen en betrokkenheid van Tumaini; de informatie wordt opgestuurd naar de Belgische ambassade.

Op 19 december wordt Mpemba verhoord. In januari 2014 verzamelt de politie bewijs tegen Mpemba en hij helpt de politie om twee andere ontvoerde kinderen terug te vinden. Een van de kinderen sterft twee weken later. Nog in januari komt Mpemba naar België. Op 13 januari wordt de Belgische ambassade opnieuw op de hoogte gebracht door die ngo.

In juli 2014 heeft het VCA een overleg met de contactpersoon van Tumaini uit de Democratische Republiek Congo. Dit overleg vond plaats wegens de moeilijke situatie ter plaatse door het moratorium ingevoerd door de Congolese autoriteiten. Dat staat in het jaarverslag van het VCA. Daarin lezen we ook dat Tumaini in de Democratische Republiek Congo 3592,50 euro ontving voor de opvang van kinderen in pleeggezinnen en ter ondersteuning van de opvang van de kinderen waarvoor de vzw voogd was.

In 2014 werden drie kindvoorstellen goedgekeurd en werden de adopties in de Democratische Republiek Congo afgerond. Dat is het tweede gedeelte. In het eerste gedeelte hadden we de goedkeuring van het adoptiekanaal. Het tweede gedeelte komt vóór de adopties; de meeste feiten gebeuren in Congo; nu wordt gezegd dat de Belgische ambassade daarvan op de hoogte was. Het derde deel is ná de adoptie en vóór de kinderen effectief kunnen vertrekken.

In juni 2015 gaat het VCA op missie naar de Democratische Republiek Congo. Daarover lezen we in het jaarverslag dat de missie de mogelijkheid gaf om de situatie van de kinderen te bekijken en na te gaan of er bijkomende hulp nodig was.

In september van dat jaar zegt Mpemba op Facebook dat ze Tumaini gaat sluiten door gebrek aan fondsen. De Vlaamse ouders betalen bij, 400 euro per maand, de Waalse doen dat niet.

Op 2 november zijn er elf kindjes uit Tumaini kunnen vertrekken. Drie gaan er naar een Vlaams gezin. Op 3 november laat Mpemba die kinderen verdwijnen en wil ze eerst extra geld. Op 6 november begint de federale gerechtelijke politie een onderzoek naar kindontvoeringen door Mpemba na een klacht via Buitenlandse Zaken. Op 7 november laat Mpemba die kinderen eindelijk gaan en kunnen ze vertrekken naar België.

Minister, mijn vragen gaan over die drie verschillende periodes. Voor de goedkeuring van het adoptiekanaal Tumaini, kunt u ons een kopie bezorgen van alle documenten die te maken hebben met het openen en goedkeuren van het proefkanaal door het VCA?

Welke instanties zijn concreet geraadpleegd? Is er een achtergrondcheck gebeurd van directrice Mpemba? Wat waren de adviezen van minister Geens en minister Reynders? Welke positieve en negatieve criteria hebben meegespeeld in de beoordeling van het adoptiekanaal? Het VCA is in 2013 naar Congo getrokken. Er werd gezegd dat ze toen hebben nagegaan dat alle garanties aanwezig waren voor een adoptie. Hoe werden die garanties onderzocht en waarom bleek het achteraf zo te zijn dat die er uiteindelijk niet waren?

Na de goedkeuring van de adoptiekanaal en vóór de adoptie in Congo, hoeveel kinderen zijn er al dan niet rechtstreeks via Tumaini en Julienne Mpemba in totaal in Vlaanderen geadopteerd? Kunt u ook zeggen op welke data de adopties in Congo in 2014 zijn uitgesproken? Waarom werd er in 2015 nog samengewerkt met Tumaini en Mpemba, terwijl Congolese mensenrechtenorganisaties en Interpol al in 2013 over informatie leken te beschikken die beide in verband brachten met de ontvoering van jonge kinderen? Beschikte u over die informatie? Indien niet, hoe komt het dat u daar niet over beschikte? Bleef die zitten bij Interpol? Is die via een rogatoire commissie naar het federaal parket vertrokken, bij de Buitenlandse Zaken, bij de FCA of het VCA beland?

In 2014 had het VCA een overleg met Tumaini en de contactpersoon in de Democratische Republiek Congo. Wat waren de aanleiding en de inhoud van dat overleg? Waarom zijn de feiten, die toen al bekend waren, niet besproken? Kunt u ons vertellen waarom er in 2014 een uitbetaling van 3600 euro is gebeurd door het VCA aan Mpemba?

De derde set vragen gaat over de periode na de adoptie in Congo en vóór de kinderen naar België zijn gekomen. Wat waren de vaststellingen bij het plaatsbezoek in 2015? Waarom zijn er geen alarmen afgegaan om nader onderzoek te doen naar de adopties op het ogenblik dat Julienne Mpemba voor de eerste keer extra geld vroeg en kreeg van het VCA?

De voorzitter

Mijnheer Parys, we proberen hier uw set vragen te volgen. Nog los van een opmerking over het tijdsgebruik, want reglementair zit u er ondertussen wel wat over, uw sets vragen zijn wat anders geordend en ik merk dat u nu eigenlijk vragen bijvoegt die niet in uw schriftelijke voorbereiding zitten.

Lorin Parys (N-VA)

Dat klopt. Dan zal ik ze straks in mijn repliek stellen. Geen enkel probleem. Ik zal me dan beperken tot de vragen die ik heb ingediend.

Mijn laatste vraag gaat dan over de Commissie voor Opvolging en Overleg. Die is niet samengekomen, zoals wettelijk vereist, tussen begin 2013 en december 2015. Minister, had men door een vergadering twee keer per jaar die informatie wél tijdig kunnen bezorgen aan de betrokken diensten? Hoe komt het dat op de vergadering van december 2015 de Democratische Republiek Congo geen onderwerp van gesprek lijkt te zijn geweest, terwijl daar toch al informatie over bestond? Er was wel een vergadering met de Autorité Centrale Communautaire (ACC), terwijl die informatie eigenlijk bij Buitenlandse Zaken of bij Justitie zat.

Ik zal mijn eerste set vragen daartoe beperken.

De voorzitter

Uiteraard kunt u straks bijkomende vragen stellen, maar ik vermoed dat er anders een dissonantie zal ontstaan tussen wat u hebt gevraagd en het antwoord zoals dat is voorbereid.

Minister Vandeurzen heeft het woord.

Minister Jo Vandeurzen

Geachte leden, er werden in Vlaanderen in totaal drie kinderen geadopteerd uit Congo, steeds via de vzw Tumaini. Het gaat om drie proefdossiers waarvoor de adoptiedienst FIAC begin 2013 toelating heeft gekregen. In januari 2013 brachten het VCA en de betrokken adoptiedienst een bezoek ter plaatse in het kader van het kanaalonderzoek, om na te gaan of de voorgestelde werkwijze voldoende garanties bood voor de adoptabiliteit van de kinderen. Daarbij werd, zoals gebruikelijk, de werking van de diverse partners die deel uitmaken van de samenwerking nader onderzocht. Zo werd onder meer een bezoek gebracht aan het weeshuis van de vzw Tumaini erkend door de bevoegde Congolese overheid. De werking van het tehuis was op dat ogenblik goed georganiseerd en liet een positieve indruk na, ook door de kwaliteit van de opvang en de medische zorg.

Ook de ontmoeting met de verantwoordelijke van het weeshuis, tevens de contactpersoon voor de adoptiedienst, mevrouw Mpemba, gaf geen aanleiding tot verontrusting. Zij studeerde rechten aan de Universiteit van Namen en werkte voor de Franse Gemeenschap. Ze was niet alleen zeer goed op de hoogte van Belgische wetgeving inzake adoptie, maar gaf ook blijk van inzicht in mogelijke problemen met adopties uit Congo, zoals de versnipperde bevoegdheden, de beperkte middelen en de betrouwbaarheid van documenten, en hoe die te verhelpen.

Vervolgens werd een bezoek gebracht aan enkele van de lokale overheden, de ‘communes’, die instaan voor het sociaal onderzoek van de kinderen die te vondeling worden gelegd. In drie verschillende deelgemeenten van Kinshasa had het VCA een gesprek met ofwel de burgemeester ofwel de sociaal assistent van de gemeente die instaat voor het maatschappelijk onderzoek. Daarbij werd onder meer navraag gedaan over de wijze waarop er een buurtonderzoek gebeurt bij vondelingen, met gesprekken met sleutelfiguren in de wijk, het gebruik van lokale media enzovoort.

In het kader van het kanaalonderzoek pleegde het VCA voorafgaand overleg met de Belgische ambassade in Kinshasa. Het vroeg ook, zoals gebruikelijk, advies aan de FOD Justitie. In beide gevallen werd voorbehoud gemaakt bij de algemene situatie in de Democratische Republiek Congo. Er werd evenwel op geen enkel moment melding gemaakt van een onderzoek door Interpol of andere informatie die de vzw Tumaini linkte aan mogelijke kinderhandel.

Voor alle duidelijkheid, op het moment dat het VCA goedkeuring gaf voor het opstarten van de drie proefdossiers, in april 2013, had Kind en Gezin geen enkel signaal ontvangen dat de vzw Tumaini betrokken zou zijn in een onderzoek naar kinderhandel. Zelf heeft het VCA geen toegang tot informatie uit politionele of gerechtelijke onderzoeken. Het VCA had bij de goedkeuring van de kinddossiers ook geen enkele aanwijzing dat de informatie uit de drie Vlaamse dossiers niet zou overeenstemmen met de werkelijkheid. Zo’n adoptiedossier wordt overigens niet alleen door het VCA geverifieerd. Voor de adoptiekinderen daadwerkelijk naar België kunnen vertrekken, wordt elk dossier nogmaals onderzocht door respectievelijk de FCA en de consulaire diensten van de Belgische ambassade in het herkomstland. Dat behelst een controle naar de juistheid van de documenten, dus de legalisatie, naar het correcte verloop van de procedure, dus de erkenning, en naar de identiteit van de kinderen, met het verstrekken van een Belgisch paspoort dat moet gebeuren.

Belangrijk om te melden is dat de drie kinddossiers die in 2014 ter goedkeuring aan VCA werden voorgelegd, conform de afspraken bij de opstart van de samenwerking goed gestoffeerd waren. Voor elk kind waren er de nodige documenten over diens achtergrond: het pv d’abandon, een sociaal onderzoek door een maatschappelijk assistent van de gemeente, verificaties en achtergronddossier door een medewerker van het weeshuis, medische informatie enzovoort.

In augustus 2014 ontvingen wij een brief van de minister van Buitenlandse Zaken omtrent het door de Republiek Congo ingestelde moratorium en dat het moratorium zou gehandhaafd blijven tot de inwerkingtreding van de nieuwe Congolese adoptiewetgeving. Ook hierin wordt geen melding gemaakt van fraude of mogelijke mensenhandel.

Ik heb dan ook geantwoord dat geen enkel lopend dossier zou worden afgehandeld totdat het moratorium wordt opgeheven en dat nadien een evaluatie zal worden gevoerd over de lopende samenwerking in het adoptiekanaal.

Specifiek in het geval van de Republiek Congo werden naar aanleiding van het moratorium alle lopende adoptiedossiers onderzocht door de Congolese autoriteiten – daartoe werd een commissie in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende Congolese ministeries: ministère de la Justice, ministère du Genre. Ook door hen werden geen opmerkingen gegeven bij de Belgische dossiers.

Voorzichtigheidshalve werd ook in Vlaanderen beslist om een advocaat, aangesteld door adoptiedienst FIAC, de opdracht te geven om, in alle onafhankelijkheid van de vzw Tumaini, finaal alle documenten nog eens te verifiëren voor het dossier ingediend zou worden bij de rechtbank.

Over deze problematiek werd in de zomer van 2014 overleg georganiseerd tussen VCA, de centrale autoriteit van de Franstalige Gemeenschap, mevrouw Mpemba en alle adoptiediensten. Door het moratorium moesten geadopteerde kinderen veel langer dan initieel gepland in het tehuis verblijven. De bijdrage die kandidaat-adoptieouders volgens het bemiddelingscontract dienden te betalen voor de opvang en zorg, volstond niet langer. Er moesten dus nieuwe afspraken gemaakt worden over de onderhoudskosten, en dit met alle betrokken partijen.

In juni 2015, bij de eerste signalen dat er mogelijk een einde kwam aan het moratorium in de Republiek Congo, ging de FCA over tot de erkenning van de adoptiebeslissingen uitgesproken door het Tribunal pour Enfants te Kinshasa.

Daaropvolgend werd opnieuw informatie uitgewisseld over de werking van het kanaal aan de hand van de evaluatie van negen dossiers begeleid door de Franse Gemeenschap en drie proefdossiers in Vlaanderen, zonder dat er evenwel sprake was van kinderhandel en/of een onderzoek hiernaar.

Wel werden door de FCA en de minister van Justitie een aantal aandachtspunten en bezorgdheden geformuleerd, onder andere over het voorkomen van materiële fouten, de opmaak van de documenten, het gebrek aan effectieve controle door de Congolese autoriteiten, alsook over de herkomst van de kinderen. Bij een aantal vondelingen werd niet geregistreerd of gespecifieerd door wie de kinderen gevonden werden. Ook werd in een aantal dossiers het maatschappelijk onderzoek naar de afkomst van de kinderen te snel afgesloten.

Dit laatste was niet aan de orde voor de Vlaamse dossiers: in elk van de dossiers werd gespecifieerd waar, wanneer en door wie het kind gevonden werd, zodat de nodige verificaties konden gebeuren door de sociaal assistent van de gemeente en/of het weeshuis. Ook wat de termijn van maatschappelijk onderzoek betreft, zien we in de Vlaamse dossiers niets abnormaals: de onderzoeken werden afgesloten na anderhalve maand tot drie maanden.

In de periode september 2015 en november 2015, in voorbereiding van de aankomst van de kinderen in België, werd er nog overleg gepleegd met onder andere de FCA, Buitenlandse Zaken, de Dienst Vreemdelingenzaken en de centrale autoriteiten van de gemeenschappen vanwege een financieel conflict met de directrice van het weeshuis. Aangezien het weeshuis de kinderen niet wou laten vertrekken vooraleer alle rekeningen waren betaald, werd door Buitenlandse Zaken klacht voor kinderontvoering ingediend, zowel in België als in de Republiek Congo.

Na de aankomst van de kinderen eind 2015 besliste VCA dan ook om de samenwerking met de Republiek Congo, en het weeshuis van de vzw Tumaini definitief stop te zetten.

Het klopt dat de samenwerking met de Republiek Congo, en in het bijzonder met de vzw Tumaini, nooit werd besproken op de Commissie van Opvolging en Overleg. In de periode 2014-2015 was er evenwel geregeld overleg tussen onder meer de VCA, de FOD Justitie en Buitenlandse Zaken, over de samenwerking in de Republiek Congo, dit naar aanleiding van het moratorium. Daarbij ging in eerste instantie heel wat aandacht naar de financiële problemen die het moratorium met zich meebracht, en naar praktische afspraken over de opvang van de kinderen. Zo er bij Interpol aanwijzingen van mensenhandel in het betrokken samenwerkingsverband met het weeshuis bestonden, was geen van de diensten hiervan op de hoogte of werden die niet ter sprake gebracht.

Tot op heden zijn er geen aanwijzingen voor fraude opgedoken in de Vlaamse adoptiedossiers uit de Republiek Congo. Over het lot van de geadopteerde kinderen en biologische ouders in de dossiers van de Franse Gemeenschap waar wel problemen zijn opgedoken, zal de familierechtbank moeten oordelen.

Het VCA is niet rechtstreeks betrokken bij het gerechtelijk onderzoek; zij werden enkel gehoord als getuige. De informatie waarover het VCA beschikt, is dan ook gefragmenteerd en beperkt zich tot het strikt noodzakelijke. Zolang het gerechtelijk onderzoek loopt, is het niet mogelijk, noch wenselijk om uitspraken te doen over het lopende onderzoek. Uiteraard verleent het VCA medewerking aan het gerechtelijk onderzoek waar nodig en aangewezen.

Het voorkomen van adoptiefraude is steeds de eerste betrachting bij iedere opstart van een nieuw adoptiekanaal. De adoptiediensten die een aanvraag tot opening van nieuw adoptiekanaal indienen, dienen een zeer gestoffeerd overzicht te brengen met specifieke informatie omtrent de contactpersoon ter plaatse, de procedure, de garanties van subsidiariteit enzovoort. Tevens wordt advies ingewonnen bij de Federale Centrale Autoriteit teneinde eerdere ervaringen met het betrokken kanaal te bespreken. Op basis van de voorliggende informatie wordt dan nagegaan of opening van het kanaal tot de mogelijkheden behoort. Het VCA heeft momenteel geen toegang tot bronnen van de inlichtingendiensten of informatie uit gerechtelijke onderzoeken zodat absolute zekerheid over de betrouwbaarheid van een samenwerking niet kan worden geboden. Alleszins zullen we op de Commissie voor Opvolging en Overleg agenderen hoe we de bestaande informatie vanuit de inlichtingendiensten en informatie uit gerechtelijke dossiers, voor zover als mogelijk ingevolge het geheim van het onderzoek, maximaal kunnen ontsluiten.

U vraagt ook naar de documenten. Er zijn uiteraard een aantal documenten die onder de openbaarheid van bestuur vallen. Ik nodig u uit om praktisch af te spreken hoe u die inzage kunt krijgen. Als ze onder de toepassing van die wet vallen, zullen we dat uiteraard voor u mogelijk maken.

De voorzitter

De heer Parys heeft het woord.

Lorin Parys (N-VA)

Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb een aantal dingen gehoord waar ik verdere vragen bij heb.

Ik denk dat ik gemist heb dat u het advies van minister Geens en minister Reynders, van de FCA en van Buitenlandse Zaken heel summier hebt toegelicht. U zegt dat er een aantal voorbehouden waren over de algemene situatie in Congo. Maar was dat dan ook alles waar daarin stond?

Als er overleg is met de Autorité Centrale Communautaire (ACC), de Waalse tegenhanger van het VCA, welk soort informatie wordt er dan uitgewisseld? Waarover gaat het dan? Gaat het bijvoorbeeld ook over de betrouwbaarheid van de directrice en de mensen van het weeshuis?

Mijn derde vraag gaat over het jaarverslag van het VCA van 2015. Het is een jaar waarin toch een aantal heel belangrijke dingen zijn gebeurd in Congo met betrekking tot die adopties. Het jaarverslag wordt gemaakt over een jaar waarin er, zowel in België als in Congo, klacht is ingediend voor kindontvoering door Julienne Mpemba, de directrice van het weeshuis, omdat ze de kinderen niet wou laten gaan op het einde van de procedure, toen het moratorium toch voor die kinderen werd opgeheven. Daarover wordt met geen woord gerept in het jaarverslag van het VCA, na de klacht van Buitenlandse Zaken, na de geldeis van Mpemba, na de ontvoering van die kinderen en na het gerechtelijk onderzoek dat hier is begonnen. Ik vind dat het jaarverslag op z’n minst onvolledig is. Hoe kunnen wij als parlementsleden weten wat daar gebeurt, als het jaarverslag van het VCA ons daar geen informatie over geeft? Ik vind dat echt een lacune.

Minister, waarom zijn er niet eerder alarmbellen afgegaan, op het ogenblik dat mevrouw Mpemba voor de eerste keer extra geld, voor de tweede keer extra geld vroeg aan de ouders, en voor de derde keer toen ze de kinderen niet wou laten gaan, helemaal op het einde van de procedure? Zou dat niet iets geweest zijn dat ons de reflex had moeten geven van: ‘er klopt iets niet, laat ons de dossiers opnieuw onderzoeken’?

Minister, ik ben heel blij dat u zegt dat u ervoor zult zorgen dat het op z’n minst een agendapunt wordt in de Commissie voor Opvolging en Overleg dat de informatiedoorstroming, bijvoorbeeld over de checks van de mensen die in de raad van bestuur zitten van zo’n organisatie waarmee wij een samenwerking aangaan, niet tot in Vlaanderen lijkt te komen.

Maar ik zou dan denken dat, wanneer er antecedenten zijn waarover moet worden gesproken, die in het advies staan van het ministerie van Justitie, van de FCA en in het advies van Buitenlandse Zaken, zodat dat geweten is.

Mijn vraag is: wat gaat er fout? Hadden we deze situatie kunnen voorkomen?

De voorzitter

Mevrouw Talpe heeft het woord.

Emmily Talpe (Open Vld)

Minister, de verontwaardiging over die verwerpelijke praktijken in Congo wordt hier door iedereen gedeeld. Dat staat buiten kijf. Dat kinderen van hun biologische ouders worden ‘gestolen’ om overwegend financiële redenen, tart alle verbeelding. Meer nog, het is degoutant.

We mogen niet vergeten dat interlandelijke adoptie kinderen een toekomst wil geven wanneer ze niet terechtkunnen in hun thuisland. Ook wanneer dergelijke malafide praktijken aan het licht komen, moeten we dat voor ogen houden.

Onze handen zijn bij interlandelijke adoptie uiteraard op tal van vlakken gebonden. We hebben een ander land, een andere wetgeving. We hebben ook vaak een enorme afstand. Er zijn niet bijster veel controlemogelijkheden. Daardoor is er altijd een zekere graad van subjectiviteit. Dat maakt dat we geen voor 100 procent sluitende aanpak kunnen garanderen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat we onze criteria, eisen en voorwaarden naar wettelijke en juridische correctheid en naar bescherming van het kind niet zo scherp mogelijk moeten stellen.

Het spreekt voor zich – u hebt dat ook al aangehaald, minister – dat we dit grondig moeten uitzoeken. Er is een gerechtelijk onderzoek lopende. U zegt dat er geen aanwijzingen zijn in de Vlaamse dossiers. Het onderzoek is lopende. In welke mate zullen Vlaanderen en Kind en Gezin verder worden betrokken in het onderzoek? Hoe zullen ze hun medewerking daartoe verlenen?

Een ander element is de bezorgdheid, niet alleen voor de kinderen en de ouders, maar ook voor de adoptieouders. Ook zij zijn slachtoffers in dit verhaal. Hoe en door wie worden zij begeleid in dit toch wel heel emotioneel proces?

Ik veronderstel dat naar aanleiding van deze praktijken ook adoptieouders van kinderen uit andere landen met een zekere bezorgdheid zitten. In welke mate wordt er ook daarover gecommuniceerd, zodat er in brede zin kan worden gerustgesteld?

De voorzitter

Mevrouw Schryvers heeft het woord.

Katrien Schryvers (CD&V)

Ik onderschrijf wat mevrouw Talpe zegt. Iedereen die deze verhalen leest, is daardoor geschokt.

Ik heb hier al vaak aangehaald dat we met betrekking tot interlandelijke adoptie alles moeten doen om risico’s uit te sluiten. Ik weet dat dat soms heel moeilijk klinkt. Maar het zijn verhalen als deze die bevestigen dat je ginder bezig bent met een ander land, met andere regelgevingen, en inderdaad vaak met kinderen die opgroeien in heel, heel moeilijke omstandigheden. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat er gezinnen zijn die hun huis en hun hart met veel liefde daarvoor willen openzetten. Maar laat ons toch alert zijn voor de mogelijke risico’s op kinderhandel die er zijn. Ik hoor verhalen over verzoeken rond betaling. We weten allemaal dat er in interlandelijke adopties niet alleen betaald wordt met betrekking tot werkingskosten voor de adoptiediensten zelf en administratieve kosten, rechtbankkosten in herkomstlanden enzovoort, maar dat het ook heel gebruikelijk is, ook in internationale context, om projectsteun te betalen, om te betalen voor contactpersonen ginder, omdat we die begeleiding van hieruit niet allemaal kunnen organiseren en dat er onderhoudsgelden worden gebruikt. Die verschillende elementen kunnen op zich – gelukkig niet altijd en gelukkig zelfs niet vaak – allemaal risico’s inhouden. Daarom heb ik er al herhaaldelijk toe opgeroepen om bijvoorbeeld rond die projectsteun binnen een internationale context te werken, in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Het is iets waar wij vanuit dit parlement absoluut een aantal signalen kunnen geven.

En ik weet dat Vlaanderen maar klein is en wellicht niet in staat om dat alleen waar te maken. Maar ik denk wel dat we het voortouw kunnen nemen, ook internationaal, om dat mee op de agenda te plaatsen, zodat we, wanneer interlandelijke adoptie gebeurt, zoveel mogelijk garanties hebben dat dit op een veilige manier gebeurt.

Bart Van Malderen (sp·a)

Namens onze fractie had mevrouw Van den Bossche een aantal vragen ingediend. Zij is vandaag verontschuldigd. Sta mij toe dat ik, geen expert zijnde, in dezen haar stem ben.

We hadden vragen naar de toekomst van de betrokken kinderen, ook vragen naar – en dat is hier nog niet aan bod gekomen – een stuk begeleiding en ondersteuning van de biologische ouders die in dezen uiteraard ook slachtoffer zijn en wier precaire situatie ook blijkt uit het dossier.

We hadden vragen of we ondertussen eigenlijk zicht hebben op de mechaniek die achter deze praktijk zit. Want uit de uitvoerige toelichting van de heer Parys is ook wel gebleken dat dit niet het initiatief is van één persoon, maar dat er meerdere betrokkenen zijn. Er is dus het gegeven dat het eigenlijk neigt naar georganiseerde misdaad, zij het dat dit vandaag voorwerp uitmaakt van onderzoek.

We hadden ook vragen naar de zekerheid die we hebben dat dit blijkbaar gaat over drie kinderen. De minister zegt dat ze niet in Vlaanderen zijn terechtgekomen. Daardoor worden een deel van de vragen eigenlijk weggenomen, omdat het niet onze bevoegdheid zou zijn. Maar er is wel die knagende onzekerheid die ik in dezen voel: hoe zeker zijn we van al die aannames? Hoe zeker zijn we dat het over drie kinderen gaat? Ik had begrepen dat er twaalf dossiers waren. Zijn we absoluut zeker van die negen andere? Wordt dat uitgezocht?

U zegt dat het VCA geen toegang heeft tot dossiers of gegevens van inlichtingendiensten en gerechtelijke instanties. Ik ben blij met de toezegging dat u alles zult doen om dat te doen. Maar ik zou er toch wel toe willen oproepen om, ook gezien de schade waarnaar mevrouw Schryvers verwijst en waaronder heel het adoptiegegeven lijdt, alle stappen te zetten die mogelijk zijn.

Verder wil ik er ook toe oproepen om met een heel kritische bril te kijken naar gegevens die we binnenkrijgen uit bepaalde landen. Als ik hoor wat de vragenlijst is op basis waarvan die betrokkene van de vzw Tumaini een positief advies heeft gekregen, dan voel ik dat dat een heel – hoe zal ik het zeggen – Belgische of Vlaamse bril is waardoor er wordt gekeken. Want men kan problemen duiden die er bestaan, men ziet bevoegdheidsconflicten enzovoort. En dat wordt dan ten positieve geduid.

Maar ik heb ook horen zeggen dat men in een aantal gevallen blijkbaar geen bewijs kon voorleggen dat een vondeling ook echt gevonden is. En blijkbaar wordt dat dan geverifieerd door hetzij een sociaal assistent van de gemeente – in dezen Kinshasa, ik nodig iedereen eens uit om daar te gaan kijken – hetzij een verantwoordelijke van het betrokken weeshuis zelf. Je hoeft geen ongelooflijke geestspinsels te maken om vast te stellen dat hierin mogelijk een aantal gaten zitten die moeten worden gedicht, willen we met absolute zekerheid kunnen zeggen dat we niet meewerken aan een vorm van kinderhandel – die niemand wenst, voor alle duidelijkheid.

Ik roep u ertoe op om de nodige kritische geest aan de dag te leggen, op alle niveaus en in alle daden, en om vooral niet te kijken met een bril van hier naar een realiteit die fundamenteel anders is in een land waar instellingen zoals wij die kennen, vandaag niet bestaan of niet functioneren. Want dat is de realiteit van dat land.

De voorzitter

Minister Vandeurzen heeft het woord.

Minister Jo Vandeurzen

Collega’s, als u echt de overwegingen wilt kennen over een aantal zeer punctuele, feitelijke zaken, dan moeten we het VCA vragen om u daarover te informeren. Want ik kan hier natuurlijk alleen maar lezen wat door onze administratie en door de mensen die de dossiers elke dag volgen, naar voren wordt gebracht.

Er is een gerechtelijk onderzoek bezig. Dat hebben we begrepen. Uiteraard wordt daaraan alle medewerking gegeven.

Zoals u uit mijn antwoord kunt opmaken, zeggen onze diensten dat, zoals ze de zaken nu kennen en zoals de zaken er nu voorstaan, de Vlaamse dossiers daar niet echt in betrokken zijn. U stelt vragen, zoals: wat gebeurt er naar de biologische ouders, wat gebeurt er met de adoptieouders?

Uiteraard moet dat zeer zorgvuldig worden opgevolgd. Dit is voor iedereen een zeer betreurenswaardige situatie, maar tot nader order hebben onze diensten niet het gevoel dat de Vlaamse Gemeenschap daar met haar diensten rechtstreeks bij betrokken is.

Mijnheer Parys, ik neem aan dat we die vraag zeer punctueel in het verslag kunnen vinden, ik zal vragen dat men u ook de concrete antwoorden bezorgt. Het gaat over afwegingen die mensen maken op een bepaald moment, of ze wel of niet doorgaan, en over het overleg dat daarover tot stand is gekomen.

Ik heb de problematiek van interlandelijke adopties al een aantal keren meegemaakt en ook de problemen die daar soms mee gepaard gaan. Daarbij wordt altijd gelaveerd tussen twee soorten sentimenten. Langs de ene kant is er de vraag van het parlement en de vraag van de kandidaat-adoptieouders om al het mogelijke te doen om die adoptie succesvol te kunnen afronden en proactief nieuwe kanalen te onderzoeken. Langs de andere kant moet er terughoudendheid en voorzichtigheid aan de dag worden gelegd omdat in die landen zeker niet alle elementen van een rechtstaat zoals wij die kennen, beschikbaar zijn. Ik heb soms het gevoel dat wij allemaal een beetje tussen de twee heen en weer worden geslingerd. Er zijn de zeer aanklampende en pakkende verhalen en getuigenissen van die adoptieouders die dan plots merken, wanneer het einde van de procedure bijna in zicht is, dat er op nationaal vlak een regelgeving, moratorium of standstill wordt afgesproken, of andere indicaties die aanzetten tot wantrouwen.

Wat de federale samenwerking betreft, komen er regelmatig kritische bedenkingen van Buitenlandse Zaken. Volgens mij is het zonder hun ‘go’ in de toekomst zelfs niet denkbaar dat wij opereren tenzij men daar institutionele argumenten voor zou kunnen vinden. Het toont wel aan dat grote voorzichtigheid geboden is, zeker in die landen waar men de plaatselijke situatie niet altijd kan vertrouwen.

Wat die punctuele vragen betreft, wil ik aan de betrokken ambtenaren vragen welke uitleg zij daarop kunnen geven. En uiteraard zullen wij meewerken aan het gerechtelijk onderzoek. En wanneer ook situaties van Vlaamse adoptieouders daarbij worden betrokken, zullen wij daarbij de nodige zorgvuldigheid aan de dag leggen. Wanneer ik de documenten goed lees, is daar geen aanwijzing voor.

De conclusie was op een bepaald moment heel duidelijk dat naar aanleiding van wat met die vrouw is gebeurd, de samenwerking is stopgezet. Op een bepaald moment was er ook de vraag ervoor te zorgen dat de kinderen die in die adoptieprocedure betrokken waren, en waarvan de screening van de documenten meermaals was gebeurd, op een correcte manier bij de adoptieouders konden worden ondergebracht. Dat is ook gebeurd en nadien heeft men de zaken op basis van de beschikbare informatie stilgelegd en niet meer opnieuw opgestart.

De voorzitter

De heer Parys heeft het woord.

Lorin Parys (N-VA)

Minister, ik begrijp dat u zegt dat we soms tussen twee soorten sentiment laveren, en tot op zekere hoogte is dat ook zo. Maar in dit geval wil ik toch het onderscheid maken tussen bijvoorbeeld wat er in Oeganda is gebeurd – dat is een louter interne aangelegenheid die tot een verschrikkelijk slechte coördinatie op Belgisch-Vlaams niveau heeft geleid – en wat hier gebeurt. Hier blijf ik met een ander gevoel achter.

Ik ben eigenlijk verbijsterd omdat de informatie die ik heb, erop duidt – ik zal de documenten daarover opvragen – dat het advies van de FCA en het advies van Buitenlandse Zaken aan de ACC, de Waalse tegenhanger van het VCA, was om geen samenwerking te starten met Julienne Mpemba wegens malafide achtergrond. Ofwel hebben wij die informatie ook gekregen, ofwel hebben de FCA en Buitenlandse zaken andere informatie en een andere inschatting gegeven aan onze Waalse collega’s. Ergens is het fout gegaan, en de vraag is waar. Zolang we dat niet weten, kunnen we het ook niet beter maken. Mijn eerste vraag blijft dan ook waarom we een samenwerking hebben opgestart met een weeshuis die door de diensten van de ministers Geens en Reynders in een advies was afgeraden wegens de malafide achtergrond van een persoon.

Minister, ik heb u de tijdslijn geschetst omdat ik het belangrijk vond om u te tonen wat er allemaal is gebeurd en hoe vaak bronnen hebben gezegd dat zij op zijn minst de Belgische overheid op een of andere manier op de hoogte hadden gebracht maar dat er niets is gebeurd met die informatie, of dat ze niet is doorgestroomd. Waar is dat gestropt: bij Interpol, bij het parket, bij Buitenlandse Zaken, bij de FCA, bij het VCA? Niemand kan me dat vandaag vertellen, en dat vind ik een groot probleem. Wanneer we het probleem niet eerst lokaliseren en benoemen, kunnen we het ook niet aanpakken en dan kan ik u ook niet vragen of u iets anders zou hebben gedaan met de informatie waarover u nu beschikt in heel die procedure. Zolang dat onduidelijk blijft, blijven wij zitten met een groot vraagteken. En ik vrees dat dit vraagteken ook over andere interlandelijke adopties zal hangen wanneer we dit niet in de schijnwerpers plaatsen en dit probleem niet effectief oplossen.

Ik ben blij dat u er op zijn minst voor zult zorgen dat u in het Comité voor Opvolging en Overleg toegang zult proberen te krijgen tot alle informatie die bestaat over de verschillende personen met wie u wenst samen te werken, maar eigenlijk had die al vervat moeten zitten in het advies van Justitie en Buitenlandse Zaken. Ik wil weten hoe daar de vork aan de steel zit.

De voorzitter

Mevrouw Schryvers heeft het woord.

Katrien Schryvers (CD&V)

Voorzitter, ik denk dat we best een aantal afspraken maken over de vragen die hier worden gesteld. Er worden vragen ingediend en voorbereid, de collega’s kennen de inhoud van die vragen. Ik hoor hier soms oproepen om de vragen korter te houden en niet meer voor te lezen wat in de vraag staat omdat iedereen dat al heeft kunnen lezen. Een andere situatie bestaat echter wanneer het omgekeerde gebeurt en hier een heel andere vraag wordt gesteld dan deze die is ingediend. Ik heb het reglement er niet op nagelezen, maar ik wil oproepen om dat correct te doen. De administratie, het kabinet en de verschillende fracties steken immers veel werk in het voorbereiden van vragen en replieken.

Lorin Parys (N-VA)

Ik wil er geen regeling van de werkzaamheden van maken, maar ik wil er toch op wijzen dat de tijdslijn die ik heb opgesteld, bij wijze van spreken dagelijks is geëvolueerd en dat ik die pas gisteravond heb kunnen afmaken. Een deel daarvan had ik al doorgestuurd naar de commissiesecretaris met de vraag om de toelichting van mijn vraag aan te passen. Hij heeft toen gezegd dat ik dat gewoon kon inlezen.

Dit was duidelijk een opmerking op mijn vraag. Ik heb mijn vragen wel in een andere volgorde gesteld, maar het waren wel degelijk dezelfde als de vragen die in mijn initieel ingediende tekst stonden.

De voorzitter

We nemen akte van de opmerking van mevrouw Schryvers. Niemand heeft baat bij het opdreunen van een tekst die al is ingediend maar de antwoorden die zijn voorbereid, hebben ook hun belang. In een tweede ronde kan iedereen bijkomende vragen stellen. Ik denk dat het reglement daar helder is. Het evenwicht bestaat vooral ook in het respecteren van het werk dat gebeurt om vragen te beantwoorden. Dat is de finaliteit van vraagstelling.

De vraag om uitleg is afgehandeld.

.