Home  

Mijn Geheim - Mariete

Hoe is het nu met: Mariette (Mijn Geheim 11/22)


Ik doe alles voor ’mijn’ kinderen!

Als jonge Nederlandse (en blanke) vrouw is het voor Mariëtte (26) wel even wennen om in Ghana als vrijwilligster aan de slag te gaan. Toch slaagt zij erin om daar, samen met haar man Moses, een weeshuis op te richten. Ze kampen met geldkwesties en cultuurverschillen, maar ervaren ook veel mooie momenten.


Tekst: Vivianne van Bijsterveld

Ik rondde mijn opleiding assistent-kinderdagverblijf af toen ik 18 jaar was. Daarna wilde ik aan een opleiding in de kraamzorg beginnen. Er moest een jaartje overbrugd worden, want ik kon er pas aan beginnen als ik 19 was. Ik zat erg vast aan mijn eigen woonplaats en zag mezelf niet zo gauw verhuizen. Mijn moeder opperde om voor een paar maanden als au pair te gaan werken na mijn studie. Het zou goed voor me zijn, vond ze. Ik was namelijk een ingetogen en onzeker meisje dat erg aan thuis en aan mijn ouders hing.

De gedachte om voor een paar maanden van huis weg te zijn, laat staan uit Nederland, vond ik nogal wat! Toch nam ik die stap. Na tien maanden au pair te zijn geweest in Ierland, had ik nog drie maanden over voordat mijn studie tot kraamverzorgster zou beginnen. Bij terugkomst in Nederland was de drang om weer naar een ‘nieuw’ land te gaan groot. De organisatie die mijn trip naar Ierland had geregeld, bemiddelde ook voor projecten in derdewereldlanden. Uit nieuwsgierigheid ging ik naar een bijeenkomst. Door alle beelden en verhalen van vrijwilligers die in Ghana zijn geweest, greep dit land me direct aan.


Voor het eerst naar Ghana

Zo ging ik op negentienjarige leeftijd voor het eerst naar Ghana om drie maanden vrijwilligerswerk te doen in een weeshuis. Het enige dat ik bij me had, toen ik in januari 2004 op Schiphol stond, was een backpack van 12 kilo en een handtas. Ik was niet bepaald goed voorbereid. Ik had eigenlijk geen flauw idee waarin ik terecht zou komen. Op het vliegveld besefte ik pas dat het misschien handiger zou zijn om met een rugzak door Ghana te reizen dan met een handtas. Na mijn aankomst in Ghana, heb ik die nog snel even aangeschaft!

Met meerdere vrijwilligers kwam ik na een reis van zeven uur in Accra aan. De mensen die mij en de anderen op zouden halen, waren niet te vinden. Ondertussen werd er van alle kanten aan ons getrokken en vroegen chauffeurs of we een taxi nodig hadden. Na een uur rondgebeld te hebben, kwamen we erachter dat de organisatie ons was vergeten. Ze beloofden ons zo snel mogelijk op te komen oppikken. Dat was mijn eerste ervaring met Ghana en de Ghanese mentaliteit.

Introductieweek

De eerste week in Ghana was een introductieperiode. In die week leerde ik hoe ik moest drummen en dansen als een echte Ghanees en kregen we een stukje geschiedenis mee. Bovendien leerden we lokale gerechten te bereiden en dat met onze handen te eten. Na deze week werden we allemaal naar ons eigen project en gastgezin gebracht. Ik vertrok naar een dorpje dat vijf uur rijden van de hoofdstad was.

Eerlijk gezegd was het leven in mijn gastgezin en het weeshuis waar ik gestationeerd werd, een cultuurshock. Het toilet bestond uit een gat in de grond. Om daar te komen moest je eerst een stuk de bushbush inlopen. Stromend water was er niet. De douche (waar ik me waste met een emmertje water) zag eruit als een koeienstal. Kleding wasten we met de hand. Er was maar af en toe elektriciteit en we aten iedere dag droge rijst. Al met al vond ik het toch heel gaaf om mee te maken en zeker om te ondervinden dat je niet veel nodig hebt om toch heel gelukkig te zijn. En dat was ik.


Geschokt én ontroerd
De eerste keer dat ik in het weeshuis kwam waar ik te werk was gesteld, was ik geschokt door wat ik zag. Er lagen vier baby’tjes in één campingbedje. De kinderen liepen zonder luiers rond en plasten waar ze maar wilden. Wel was ik erg ontroerd toen ik zag hoeveel liefde de kinderen voor elkaar hadden. De grote kinderen hielpen de kleintjes bij alles wat ze deden. Ik genoot van iedere minuut op mijn werk! Al snel had ik de taak op me genomen om voor twintig baby’s, peuters en kleuters, die samen op een kamer lagen, te zorgen. De hele dag was ik bezig met hen in bad te doen, aan te kleden en de fles te geven. Het belangrijkste vond ik om ze zo veel mogelijk liefde en aandacht te geven.

Binnen een week was ik helemaal gewend aan de geur van het land, aan het klimaat en aan de cultuur. Ik wilde niets liever dan de hele dag in het weeshuis doorbrengen. Ik heb zo veel leuke momenten meegemaakt! Kinderen die enorm blij werden, alleen maar omdat ik ballonnen uitdeelde. Kinderen die zo dankbaar waren, alleen omdat ze een nieuwe onderbroek kregen! Wat voor ons in Nederland zo normaal is, is daar speciaal.


Langer blijven
Na twee maanden in het weeshuis gewerkt te hebben, zou ik nog een maand gaan rondreizen. Ik vond het leuk om meer van Ghana te zien, maar tegelijkertijd had ik moeite met het afscheid moeten nemen van ‘mijn’ kinderen. Met tranen verliet ik het weeshuis. Ik besefte dat ik absoluut nog niet terug naar Nederland wilde. Ik informeerde mijn ouders en verlengde mijn reis met nog twee extra maanden. Ik verliet het gastgezin en ging in het weeshuis wonen, zodat ik van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat kon helpen bij alle werkzaamheden. Aan mijn studie ben ik dus nooit meer begonnen. Ik had het gevoel mijn roeping gevonden te hebben. Mijn ouders hadden daar gelukkig alle begrip voor.

Mijn moeder had me al vier maanden niet gezien en besloot als verrassing over te komen voor mijn verjaardag. Ze bekeek me vanaf een afstand en kreeg tranen in haar ogen: ze zag dat ik op mijn plek was. Op mijn beurt vond ik het geweldig om haar een week te kunnen laten ervaren hoe mijn leven er die maanden uit had gezien. Bovendien vond ik het heerlijk om haar te zien en vast te houden. Mijn moeder zou straks een duidelijk beeld hebben van waar ik mee bezig was.


Steun vanuit het thuisfront

Eenmaal terug in Nederland liet Ghana haar dan ook niet meer los. Zij en mijn vader hebben toen de stichting Mariette’s Child Care opgericht om mijn werk te kunnen steunen. Dankzij hun doorzettingsvermogen hadden ze binnen korte tijd zo veel spullen bij elkaar verzameld, dat ze er een container van 12 meter mee konden vullen om naar Ghana te verschepen.

De twee extra maanden vlogen voorbij en nog steeds wilde ik niet terug naar Nederland. De eigenaresse van het weeshuis stelde me voor om nog een jaar te blijven. Ik kreeg een leidinggevende functie op de babykamer en zou een salaris van 50 dollar per maand en huisvesting krijgen. Ik nam haar aanbod aan en belde mijn ouders op om voor de tweede keer te vertellen dat ik wilde blijven. Mijn moeder snapte me wel, zij had me immers gezien in Ghana. Voor mijn vader was het een stuk moeilijker, maar hij besefte wel hoe gelukkig ik er was.


Kapot van verdriet
In dat eerste jaar maakte ik veel bijzondere gebeurtenissen mee. Ik zag hoe het weeshuis uitbreidde naar 170 kinderen: er werden meer slaapzalen bijgebouwd. Helaas zag ik ook dingen die me diep raakten. Zo werd er op een dag een meisje binnengebracht van nog geen drie dagen oud. Haar naam was Akwia en ze was erg ondervoed. Ik nam Akwia mee naar huis en gaf haar dag en nacht met een spuitje kleine beetjes melk. Ik zag hoe ze iedere dag sterker werd, totdat ze na een week terug kon naar het weeshuis. Ik bracht veel tijd met haar door, kreeg een speciale band met haar. Toen ze vijf maanden oud was, ben ik twee weken naar Nederland gegaan. Juist in die periode kreeg ik een telefoontje dat Akwia ziek was geworden en was overleden. Ik was kapot van verdriet. Ook voelde ik me schuldig dat ik op dat moment niet bij haar had kunnen zijn.

Eenmaal terug in Ghana ben ik naar de begraafplaats gegaan om op mijn eigen manier afscheid van Akwia te kunnen nemen. In Ghana wordt er niet veel aandacht besteedt aan het begraven van kinderen: zo was er op Akwia’s graf geen steen gelegd. Na lang zoeken bleek dat iemand de auto had geparkeerd op de plek waar zij begraven was. Dat deed bijna fysiek pijn, zo erg vond ik dat.

Verliefd…

Mijn taken op het weeshuis werden steeds uitgebreider. Als twintigjarige Nederlandse en enige blanke werd er van me verwacht dat ik bij de vergaderingen van het management aanwezig was en vervolgens terugkoppelde naar de medewerkers op de babykamer. Ik had zeven lokale vrouwen van ongeveer vijftig jaar onder mijn hoede. En hoe ouder je bent, hoe meer respect je in Ghana verdient. Als twintigjarige was het wel moeilijk om dat respect te krijgen.

Ondanks de respectkwestie, sloot ik veel vriendschappen. Zo raakte ik goed bevriend met Moses, de jeugdpastoor op het weeshuis. Hij nam me mee naar plekken waar de locals kwamen, zo kreeg ik meer inzicht in hoe zij leefden en dachten. Moses en ik werden steeds hechter. Vriendschap veranderde in verliefdheid. Na verloop van tijd vroeg hij mij ten huwelijk. Ik twijfelde geen moment: dit was het land waar ik hoorde en dit was de man waar ik mijn leven mee wilde delen.

Ik moest mijn ouders voor een derde keer bellen. Nu om te vertellen dat ik definitief niet terug naar Nederland zou komen. Zij hadden nauwelijks een idee wie Moses was. Ze stelden voor dat ik eerst naar Nederland zou komen, om rustig thuis op de bank over de trouwvoornemens te praten. Daar vertelde ik hen hoe ik mijn toekomst zag. Gelukkig kozen ze onvoorwaardelijk voor mijn geluk.


… en getrouwd!
In februari 2006 zijn Moses en ik getrouwd. Mijn ouders, broer, zus en hun partners, tante en een aantal goede vrienden waren voor de bruiloft naar Ghana gekomen. Onze trouwdag verliep niet helemaal vlekkeloos, maar ja, in Ghana lopen veel dingen heel anders dan verwacht… Drie dagen voor de bruiloft viel de elektriciteit uit. Bovendien was de auto waarmee mijn vader en ik uit ons hotel opgehaald zouden worden, kapot gegaan.

Om de vele gasten die ons Nederlands-Ghanese huwelijk bij wilden wonen in de kerk te kunnen plaatsen, moesten we zelf plastic stoelen bestellen. Het bleek dat die niet geleverd waren en we moesten daar op de dag zelf nog een oplossing voor bedenken. Uiteindelijk trouwden we vier uur na de geplande tijd. Het werd toch een erg mooie dag, met een groot feest op het einde!


Blij nieuws!
Moses en ik hadden een kinderwens en we waren dan ook erg gelukkig toen we een maand na ons huwelijk ontdekten dat ik in verwachting was. Wel vond ik het eng om bij de lokale bevolking op controle te gaan. Ik kreeg mijn eerste echo in een steegje achteraf met een klein gordijntje als deur, terwijl er vijftig andere vrouwen buiten zaten te wachten…

Moses en ik besloten om zelf een kindertehuis te starten. Het was beter om afscheid te nemen van dit weeshuis, want onze visie botste met de leiding en dat brak ons steeds meer op. We wilden een kleinschaliger tehuis, zodat we meer tijd aan ieder kind konden besteden. We hadden het weeshuis zien groeien van 75 naar 200 kinderen. Met pijn in ons hart namen we afscheid van ‘onze’ kinderen en vertrokken naar de hoofdstad. Daar hebben we met het hoofd van de landelijke kinderbescherming besproken.

Al snel kwamen we erachter dat er in Sunyani, een plaatsje midden in Ghana, nog geen kindertehuis was. Daar kon men onze hulp goed gebruiken. Na overleg met mijn ouders, die de verantwoordelijkheid voor de sponsoring en vrijwilligers op zich zouden nemen, besloten we om er samen voor te gaan. Al was dat makkelijker gezegd dan gedaan. Zo liepen we bijvoorbeeld tegen corruptie van de Ghanese overheid aan. We moesten veel geld betalen om de papieren rond te krijgen. Het verbaasde me hoe de overheid om onze hulp vroeg en het ons tegelijkertijd toch zo moeilijk maakte.


Eigen kindertehuis
In juli 2006 hadden we eindelijk alle papieren rond. We huurden een huis in Sunyani om daar ons eigen kindertehuis op te starten: Hanukkah. Inmiddels was ik bijna vijf maanden zwanger. Op 24 augustus 2006 ontvingen we het eerste kindje in Hanukkah. Een emotioneel moment, de tranen sprongen me in mijn ogen. Ik wist direct dat we er goed aan hadden gedaan om zelf een kindertehuis te beginnen. In de maanden daarna volgden vele kinderen en we kregen het steeds drukker.

Eind oktober vertrok ik naar Nederland vanwege zwangerschapsvergiftiging. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis in Ghana was namelijk acht uur rijden. Ik wilde de laatste drie maanden van mijn zwangerschap liever bij mijn familie in Nederland doorbrengen, dan in mijn eentje in de hoofdstad van Ghana. Ondertussen moest Moses in Sunyani blijven om samen met lokale medewerkers voor de kinderen te zorgen. Wat miste ik hem!

Door bemiddeling van de secretaris van de stichting en een goede vriend, Jeroen Boekel, kwam Moses die kerst via het tv-programma All You Need Is Love naar Nederland. We konden ons geluk niet op, want twee weken later werd ons zoontje Sam geboren. Na weer twee weken vertrok Moses weer naar Hanukkah.

Met de baby terug naar Ghana
Ik volgde twee maanden later met mijn moeder, tot Londen. Vanaf daar moest ik alleen verder reizen met een baby van twee maanden oud.

De vlucht naar Ghana ging vervolgens goed, maar toen ik op de luchthaven landde en de hitte voelde, ging er wel even door mijn hoofd van: waar ben ik aan begonnen? Is dit wel de beste plek voor mijn kind om op te groeien? Die gevoelens bleven de eerste weken aanhouden. Ik moest bijvoorbeeld gaan uitzoeken waar Sam zijn prikjes moest krijgen. Als ik dat met een weeshuiskind moest doen, vond ik het heel normaal, maar met mijn eigen kind vond ik het wel wat moeilijker. Van dit soort bezorgheden had ik meer last dan Sam zelf. Hij vond alles goed en hij wende snel aan de hitte. Bovendien vond en vind hij het nog steeds geweldig om met de kinderen van Hanukkah te spelen.

Hanukkah werd intussen steeds groter. Er werkten en woonden diverse vrijwilligers en personeel. We hadden 26 kinderen in een huis met zes slaapkamers. Mijn ouders werkten in Nederland hard om sponsorgeld bij elkaar te krijgen voor een nieuw en groter kindertehuis. Dat werd realiteit, want in zes maanden bouwden we een nieuw weeshuis, geschikt voor veertig kinderen. Daarna kwam mijn familie over voor een feestelijke heropening in maart 2008.


Druk, druk

Zonder mijn ouders had ik dit allemaal niet kunnen bereiken. Ik ben ze erg dankbaar dat ze me steunen. Ze werken zeven dagen in de week om sponsors en vrijwilligers te vinden en zo Hanukkah goed draaiende te houden. Ik ben trots op hen en ik hou van hen! Ook ben ik erg trots op de groep vrijwilligers dat ons team versterkt. Dat zijn niet alleen de mensen die naar Ghana komen, maar ook de groep die in Nederland hard aan het werk is om het geld dat Hanukkah jaarlijks nodig heeft bij elkaar te brengen.

Stiekem verlang ik nog wel eens terug naar mijn vrijwilligerstijd. Want sinds ik mijn eigen kindertehuis ben gestart, ben ik veel meer bezig met managementtaken, administratie en het ervoor zorgen dat personeel en vrijwilligers hun werk goed doen en het naar hun zin hebben.

Ik besef wel dat managementtaken ook belangrijk zijn. Toch vind ik dat het vooral om het geluk van de kinderen draait, dat wil ik nooit uit het oog verliezen.

Opnieuw gezinsuitbreiding

Ons eigen gezin werd uitgebreid met nog een zoontje, Noah, die in juli 2009 is geboren. Noah is geboren met erbse parese en kon zijn rechterarm niet bewegen na de geboorte. Het was moeilijk om een goed ziekenhuis en een goede fysiotherapeut te vinden. Nu gaat het een stuk beter en kan hij bijna alles met zijn arm. En Sam zit nu op dezelfde school als de kinderen van Hanukkah.

Ik vind het geweldig om te zien hoe mijn jongens zich op hun gemak voelen in Ghana. Ik merk wel dat Noah meer een Nederlands kind is. Hij houdt echt van Nederlands eten, zoals kaas en melk. Terwijl Sam echt een Ghanees is en dat allemaal niet lust. Hij eet het liefst rijst, met zijn handen. En hij speelt graag op een djembé. Ik vroeg laatst aan Sam waar hij het nou fijner vond, in Nederland of Ghana. Hij zei heel schattig: ”Bij jou, mama!” Het maakt voor kinderen niet uit waar ze zijn als ze maar een veilige basis hebben. Als ze maar bij mensen zijn die van hen houden.

Hanukkah-familie groeit

Onze Hanukkah-familie bestaat inmiddels uit 38 kinderen, waaronder een aantal gehandicapte kindjes. Deze kinderen worden vaak verstoten door hun ouders. Veel weeshuizen nemen hen niet aan omdat de zorg voor hen te belastend is. Met dank aan vele mensen uit Nederland is hebben we sinds kort een speciale ruimte ingericht voor kinderen met een beperking.

Veel meer kinderen willen we niet aannemen, want we blijven het belangrijk vinden om ieder kind persoonlijke aandacht te geven. We proberen wel kinderen in de thuissituatie te helpen, door bijvoorbeeld schoolgeld, eten of kleding te sponsoren. Ook gaan we met vrijwilligers op pad om muskietennetten en ontwormingsmedicijnen uit te delen. Vaak zaten we complete dagen met kinderen in het ziekenhuis, omdat zij uitgedroogd waren of malaria hadden. Het was daarom onze grote wens om een kleine medische post op het terrein te bouwen. Begin 2010 is dat waargemaakt. Nu werken er dagelijks twee verplegers. De bezoekjes aan het ziekenhuis en de kosten daarvan zijn drastisch verminderd. Alleen voor ingewikkelde behandelingen moeten we nog naar het streekziekenhuis.

Ziek in Nederland

Tot mijn grote spijt heb ik de ruimte voor de gehandicapte kinderen zelf nog niet kunnen zien omdat ik sinds september 2010 ziek in Nederland ben. Ik ging naar huis omdat ik oververmoeid was, ernstige hoofdpijn had en graag mijn familie wilde zien. Ook de jongens waren blij om opa en oma te zien. Mijn hoofdpijn bleef echter aanhouden. Voordat ik terug naar Moses ging, besloot ik om voor de zoveelste keer naar de dokter te gaan. Ik voelde me niet meer mezelf, er leek meer aan de hand. Het was dan ook erg schrikken toen er bij mij IIH werd geconstateerd, hoge hersendruk. Daardoor heb ik wekelijks een ruggenprik nodig om hersenvocht af te nemen. Jammer genoeg is het niet duidelijk hoe lang dit gaat duren.

Ik verlang er elke dag naar om naar Hanukkah terug te gaan. Het is nog moeilijker omdat mijn man en kinderen hun tijd nu moeten verdelen over Ghana en Nederland. Ik heb ze nodig, maar Hanukkah kan ook niet lang zonder Moses. Mijn moeder heeft mijn kindjes naar Moses gebracht. Zo pendelen we allemaal een beetje heen en weer. Dan is Moses in Nederland, dan weer in Ghana. Dan zijn de kinderen bij mij, dan bij Moses. Hoe zwaar het leven in Ghana ook is, ik ben er met liefde en plezier. Binnenkort kan ik weer voor mijn kinderen zorgen, ook die van Hanukkah, want ik mis hen zo! In zeven jaar heb ik wel eens heimwee gehad naar de Nederlandse levensstijl. Toch voel ik dat Ghana echt mijn thuis is!”

Bijna een  jaar later spreken we Mariette opnieuw

”Ik ging naar Nederland, omdat ik oververmoeid was, ernstige hoofdpijn had én graag mijn familie wilde zien. Ook mijn zoontjes Sam en Noah waren enorm blij om opa en oma te zien. Voordat ik terugging naar Ghana, besloot ik naar de dokter te gaan. IHH, dat was schrikken. Dankzij medicijnen is de hersendruk afgenomen en kon ik weer naar huis. Begin maart was ons gezin in Ghana weer compleet. Wel zijn we in september terug naar Nederland gegaan, voor vijf weken. Ik word namelijk liever behandeld door een Nederlandse arts. De hersendruk werd weer opgemeten, gelukkig bleek dat een punctie niet nodig was. Zodoende kon ik met een gerust hart mijn leven in Ghana oppikken. Maar niet voordat we in september eerst ons vijfjarig jubileum hebben gevierd. We hebben een vrijwilligersdag gehouden en een bedrijvenbijeenkomst. De vrijwilligersdag was één groot feest van herkenning. Nieuwe vrijwilligers maakten kennis met mij, en met de vrijwilligers die al voor ons weeshuis ’Hannukkah’ werken. Het was heerlijk om veel bekenden te zien. Ik ben trots op ’mijn’ groep vrijwilligers. Niet alleen op de mensen die naar Ghana komen, maar ook op de mensen die in Nederland hard aan het werk zijn om het geld voor Hanukkah bij elkaar te brengen. Ik kreeg vanwege het vijfjarig bestaan een prachtig fotoboek. Een prachtig en ontroerend geschenk!

De bedrijvenbijeenkomst was een dankdag voor alle ondernemingen die ons de afgelopen vijf jaar hebben gesponsord. Dankzij deze bedrijven en dankzij de vele vrijwilligers gaat het goed met Hannukkah.


Heimwee

Met mij gaat het redelijk goed. Ik zeg redelijk, want ik heb de laatste tijd erg veel last van heimwee. Ik mis mijn ouders. En Nederland. Het land waar je zo naar de dokter kunt gaan als je zelf bent of je kind ziek is. En ook mis ik de moderne apparatuur. Bij mijn aankomst in Ghana was er geen water en elektriciteit in mijn huis. Het was wel 35 graden! Maar ik was zo blij  om alle kinderen terug te zien!

Inmiddels hebben we één van de oudere meisjes, Afia van dertien, in ons gezin en huis opgenomen. Ze kon niet meer terug naar haar familie. We zijn daarom officieel haar pleegouders geworden.

Gelukkig is er de afgelopen tijd wel een aantal kinderen teruggeplaatst bij hun familie. Dat is ook ons streven. En tot onze grote voldoening is Lucas - vijf jaar, open ruggetje en waterhoofd -  voor het eerst in zijn rolstoel naar school gegaan. In Ghana is het niet gebruikelijk dat kinderen met een handicap onderwijs krijgen. Het heeft me veel energie en overtuigingskracht gekost om hem op school te krijgen. Lucas is een slimme jongen en is enorm blij dat hij naar school mag. Ook staat Lucas op de nominatie om via de Nederlandse Adoptie Stichting (NAS) in Nederland geadopteerd te worden.

Nieuwe ontwikkelingen

Sinds kort ben ik officieel vertegenwoordigster van de NAS in Ghana. Ik begeleid de adoptieouders in Ghana en ga de situatie na van een te adopteren kindje. Dat zijn kindjes met een geestelijke of lichamelijke achterstand. Het beleid op dit moment is dat gezonde kinderen niet meer naar het buitenland gaan voor adoptie.

Ook zijn we in Hannukkah gestart met een groot project, namelijk het bouwen van een school. Het terrein is aangekocht, de grond geëgaliseerd en als het geld er is gaan we bouwen! Weer een stapje verder voor ons Hannukkah en alle kinderen.”

Project: Joining nature and culture through outdoor activities in the border area

  Lead Partner      Project Partner   

Basic Project Information

Name: Joining nature and culture through outdoor activities in the border area
Acronym: Joining nature and culture through outdoor activities in the border area            

Web: www.ro-ua-md.net

Total Budget + Funding Total:
               EUR 65.145
EU Funding:
               EUR 58.631

Duration (dates) :
   2011-03-31 - 2012-01-31                            

Lead Partner:
             Amici dei Bambini
Address: Strada Constantin Stere, Chisinau MD-2009, Moldova
Email: stelavasluian@yahoo.com                                

Project Partners:

  •                                  DOXAMUS Resources Centre for Education and Family Association                                                     -- [ Romania ]                               

 

Action humanitaireProjets humanitaires en faveur d'enfants abandonnés

Action humanitaireProjets humanitaires en faveur d'enfants abandonnés

SERA Romania

La Fondation Hippocrène soutient l'association SERA Romania dans ses actions en faveur des enfants abandonnés en Roumanie, actions qui ont pour objectif l'amélioration de leurs conditions de vie afin de favoriser leur épanouissement. En 2011, le soutien de la Fondation a notamment contribué à la mise en place d'un réseau de professionnels dans le département d'Ialomita, afin d'assurer le suivi d'enfants en risque d'abandon ; et au programme d'activité de l'Hôpital d'enfants Grigore Alexandrescu de Bucarest, principal partenaire de l'association dans la prise en charge des soins médicaux d'enfants roumains ayant de graves difficultés de santé.

Lumos developed National Action Plan - Montenegro

Deinstitutionalisation is one of the major changes Montenegro faces in reforming its social welfare sector. While the reform was launched in 2001, the current system of social services is still insufficiently developed and mainly relies on financial benefits and institutional care. Therefore, the primary focus of the reform of services for vulnerable children and families must be to shift from a system that relies on institutional placements to one that will provide responses individually tailored to the needs and circumstances of each child and their family.

Since 2010, Lumos has worked together with the Montenegrin government and UNICEF to develop a National Action Plan for the Reform of Health, Education and Social Services. In 2010, Lumos led a Strategic Review of the system of looking after vulnerable children. On the basis of this review, in March 2011, Lumos facilitated an inter-ministerial planning session, where representatives from all three ministries participated in the drafting of the plan.

The draft National Action Plan (NAP) envisages the develoment of a broad range of services across Montenegro, such as inclusive education, family support services and community health nurses. The NAP also calls for an overhaul of the legislative and regulatory framework, covering issues such as: safeguarding children and child protection; quality assurance - standards and monitoring; financiang mechanisms; judicial review; the introduction of new services; data collection. It outlines the steps needed to strengthen frontline social work provision and suggests ways in which resources from institutions could be transferred to community based services.

Lumos hopes to assist the Montenegrin government towards the implementation of the NAP, thereby assisting the country in fulfilling some of the criteria it must meet on its road to EU accession.

.

Lumos assessment of Bulgarian children

Comment: Date not sure...

The “Childhood for All” project aims to close 28 institutions for children with severe and complex disabilities and create 194 replacement services. This is a large-scale and complex undertaking and from the outset, the project team have been supported by Lumos. Initially, we supplied additional resources and methodology to make the first detailed assessment of each child’s needs. We then interviewed the childrens’ parents to assess the level to which they were willing and able to reestablish and maintain contact with their child. We are now in the process of assisting with the second assessment of each child to determine whether they should be placed with their family, relatives, in foster care or in one of the new community-based services being established around the country. Eventually Lumos will be involved in preparing each for their new placement.

As this process continues, we are advising the Bulgarian government on the additional steps necessary for deinstitutionalisation to be successful. Creating new services is just a first step. The eventual aim must be to develop these new community-based centres into loving and secure environments where children with disabilities can reach their full potential and participate in the life of the community.

We have now also begun work on “Direction: Family”, the National Action Plan’s second project, which aims to transform eight out of 32 “baby institutions” for children aged 0 to 3 years.

.

Seeking the Better Interests of Children with a New International Law of Adoption

Much of today’s debate is connected
to two important instruments of international law: the United Nations Convention
on the Rights of the Child (CRC) and the Hague Convention on Protection of
Children and Co-operation in Respect of Intercountry Adoption10 (the “Hague
Convention” or the “Convention”). These two documents disagree over the proper
role of intercountry adoption in addressing the needs of children and their families.
The CRC condones but does not demand adoptive placement for a child who is
deprived of his or her “family environment.”11 Adoption is merely one alternative for
such a child. Other alternatives include foster care or a “suitable institution.”12 Properly interpreted, the CRC does appear to favor adoption, or at least foster care
over institutionalization.13 However, the CRC’s mild approval of adoption is mainly
for adoption within a child’s nation of origin. The CRC endorses intercountry
adoption only if the child cannot be placed in “any suitable manner” in the child’s
nation of origin.14 According to some interpretations, “suitable” placement within the
nation of origin might include an institution or an undefined form of foster care.15
The CRC’s preference for any “suitable” local placement over intercountry adoption
is sometimes referred to as the “principle of subsidiarity.”16 The strict view of
subsidiarity is that intercountry adoption is the last resort for a child for whom there
is no “suitable” local placement.17 The other major international adoption law, the Hague Convention, adopts a
modified version of subsidiarity that moves the rank of intercountry adoption up one
notch, at least for a limited number of nations that have signed the Convention. The
Preamble states that “intercountry adoption may offer the advantage of a permanent
family to a child for whom a suitable family cannot be found in his or her State of
origin.”18 In other words, family placement (adoptive or foster; local or intercountry)
is favored over institutionalization in most cases, but “suitable” local family placement
(foster or adoptive) trumps intercountry adoption. The Hague Convention’s
endorsement of adoption is not as powerful as one might expect given the Convention’s
principle purpose of facilitating intercountry adoption by a set of international rules
and procedures.19 Naturally, a blanket endorsement of adoption for all children in all
situations of need would be inappropriate. Still, the Hague Convention falls short of
speaking clearly to the issues of what constitutes suitable local family placement or
when efforts at local adoption should be abandoned in favor of intercountry
adoption.20 These two documents—the CRC and the Hague Convention—frame the debate:
Does international law fail children by improperly encouraging, discouraging, or
ranking intercountry adoption, and is the law sufficiently protective of children and
other parties involved in adoption? The major participants in the debate can be divided roughly into three groups: cynical critics of intercountry adoption, moderate
critics of intercountry adoption, and vigorous advocates for intercountry adoption.

Govt amends inter-country adoption process

Govt amends inter-country adoption process

KOSH RAJ KOIRALA

KATHMANDU, Dec 31: Amidst serious concern in the international community that inter-country adoption from Nepal was subject to widespread abuse, the Ministry of Women, Children and Social Welfare (MoWCSW) has amended the conditions and procedures relating to inter-country adoption.

The amendment that came into effect recently adopts new measures to ensure that children being approved for inter-country adoption are genuinely ´orphan´ or ´destitute´.

The amendment published in the Nepal Gazette makes it mandatory for any children´s home, orphanage or children´s organization facilitating inter-country adoption to submit details of each orphan child to a Probe and Recommendation Committee (PRC) within seven days and to a Family Selection Committee (FSC) under the ministry within 14 days after the concerned District Administration Office (DAO) verifies that the child in question is an ´orphan´ or a ´destitute´ seeking foster parents.

Two resign from adoption authority

The Irish Times - Friday, December 31, 2010

Two resign from adoption authority

JAMIE SMYTH, Social Affairs Correspondent

THE ADOPTION Authority has suffered a setback with the resignation of two board members just two months after it was established by the Government to overhaul the entire adoption process.

Two of the authority’s seven board members – psychologist Dr Helen Greally and medical practitioner Dr Cyril McNulty – have stood down in recent weeks.

The authority has also not yet announced the appointment of a chief executive, although this is expected to be done very shortly.

The chairman of the authority, solicitor Geoffrey Shannon, said yesterday both board members had resigned for personal reasons and there were no differences of opinion about the board’s work.

“The authority is working well and is building a world-class adoption authority,” he said.

Concerns have been expressed in recent weeks by voluntary adoption agencies, which operated under the old legislative regime, and the Council of Irish Adoption Agencies, about delays in getting the new system in place.

“The fact there has been no transitional arrangement creates hardship for those parties already in the process and engaged with voluntary agencies,” Sheila Gallagher, secretary of the Council of Irish Adoption Agencies, said last month.

Shane Downer of the Arc Adoption agency, which is hoping to become accredited in the new year, said yesterday he was concerned the resignation of board members may delay the accreditation of new adoption agencies.

“We would hope the board will resume full complement as soon as possible because there is a serious amount of work to be done,” he said.

The authority is working to introduce a new framework for domestic and inter-country adoptions following the entry into force of the Adoption Act 2010 on November 1st. It has the task of accrediting mediation agencies, which will work with countries from which children are adopted and prospective adoptive parents. The authority also needs to accredit agencies that will assess people for their suitability to become adoptive parents.

But so far no agencies have been accredited and there are fears a lengthy delay may leave people hoping to adopt in limbo.

One of the key reasons for the change in adoption regime was to give force of law to the Hague Convention on the Protection of Children and Co-operation in Respect of Inter-country Adoption.

When the new authority was announced, Mr Shannon said it would end the practice whereby prospective adoptive parents made a financial contribution to the child’s country in “humanitarian aid”.

It is estimated more than 42,000 adoptions of Irish children have taken place, and a further 5,000 children have been adopted into Ireland.

Elton John becomes father of boy born to surrogate mother

The Irish Times - Wednesday, December 29, 2010

Elton John becomes father of boy born to surrogate mother

HELEN PIDD

WHEN THE Beatles imagined their lives aged 64, they sang of knitting sweaters by the fireside, doing the garden and balancing grandchildren on their knees.

Three months off that landmark birthday, Elton John might have partly retired from the pop music industry, but he is set to be busier than ever after becoming a father for the first time.

The singer announced yesterday that he and his partner, David Furnish (48) have become parents via a surrogate mother in the US.

The boy, Zachary Jackson Levon Furnish-John, was born in California on Christmas Day, weighing 3.5kg (7.7lb). The name Levon is the title of a track on John’s 1971 album Madman Across the Water .

The couple said: “We are overwhelmed with happiness and joy at this very special moment. Zachary is healthy and doing really well, and we are very proud and happy parents.” The identity of their son’s surrogate mother is being protected by the new parents, and all questions about the birth and conception were answered “no comment” by the singer’s UK-based publicist.

It is not known who is the father, but Natalie Gamble, a specialist in fertility law, said one or both men would have provided sperm. She said that in all Californian cases of which she was aware, prospective parents must provide the sperm and the egg would come not from the surrogate but a second woman.

John has spoken in the past of his desire to become a father, announcing last autumn that he wanted to adopt a 14-month-old boy from an orphanage in Ukraine. He said then that the couple had always talked about adoption, but that he had objected because of his age.

It was the death of his keyboard player, Guy Babylon, that helped to change his mind. Babylon, who died of a heart attack aged 52 last year, had two children whom John described as “wonderful”.

He said at the time: “What better opportunity to replace someone I lost than to replace him with someone I can give a future to?”

His plans to adopt were reportedly thwarted by Ukrainian laws. Instead, the couple turned to the US.

In California, unlike in Britain, surrogates can be paid an unlimited fee. – (Guardian service)

Jean-Marie Cavada a démissionné, à quand Christine Lagarde ?

Jean-Marie Cavada a démissionné, à quand Christine Lagarde ?

Vie municipale - Lien permanent

Conseil de Paris Lagarde

Je change de sujet et reviens à un thème que j’ai à cœur depuis près de trois ans maintenant : l’absentéisme systématique des Conseillers de Paris de droite du 12e (M. Cavada et Mme. Lagarde), qui pourtant sont indemnisés pour siéger. Les lecteurs réguliers de ce blog, et les habitants du 12e, connaissent cette affaire.

M. Jean-Marie Cavada qui avait conduit la liste UMP-Nouveau Centre lors des élections municipales de 2008 dans le 12e arrondissement a décidé de démissionner de son mandat de Conseiller de Paris il y a quelques jours. Il s’est aperçu qu’il ne pouvait être Député européen et Conseiller de Paris en même temps. A la bonne heure, mais il a mis du temps à ouvrir les yeux devant l’évidence. Depuis un an et demi, je ne l’avais jamais revu aux séances du Conseil d’arrondissement du 12e. Lors de la campagne électorale, il avait pourtant déclaré qu’il resterait même si il était battu. Le 13 mars 2008, entre les deux tours de l’élection, dans le journal gratuit 20 Minutes , il avait déclaré : « Je veux être un Conseiller de Paris ou d’arrondissement actif, que ce soit dans l’opposition ou dans la majorité bien entendu ! ». Chacun appréciera.